Afscheidsfotografie, Helge Bonset

Carla Nieuwkoop is een bevlogen mens. Een echt mensenmens ook. Mensen fotograferen doet ze het liefste, en als we haar klanten mogen geloven, is dat ook wat ze het beste kan. Daarbij kan ze mensen en kinderen snel op hun gemak stellen.
Carla is gespecialiseerd in verschillende stijlen portretfotografie, van zwangere buiken en baby’s tot afscheidsfotografie.
Dit laatste is een bijzondere tak van de fotografie, waar steeds meer vraag naar is. Het is fijn om niet alleen het begin van een leven vast te leggen maar ook het einde. Want wanneer je afscheid moet nemen van je geliefde is het belangrijk voor die ander dat je beeltenis wordt vastgelegd als blijvende herinnering.
Als fotograaf vereist dit de gave van inlevingsvermogen en de kunst om je onzichtbaar te maken. Dat snapt Carla als geen ander en deze twee eigenschappen zijn haar op het lijf geschreven.

‘Waar is het korenveld?’ vraagt hij, als hij de advertentie weglegt.
Hij mist de dreigende blauwe lucht, het felgele veld met de bloedrode paden, de V-vormige kraaien erboven.
‘Daar komt jouw foto,’ zegt zijn vrouw.
Hij zakt neer in de bank en kijkt naar de lege plek boven de schoorsteenmantel.
Maar ik ben er nog, denkt hij. En die foto is er nog niet.
Zijn vrouw zegt: ‘Dan kan zij meteen zien waar hij komt te hangen. Toch?’
‘Ja natuurlijk,’ zegt hij. Hij is te misselijk om meer te zeggen.

Het is vijf voor tien. Hij denkt aan de geijkte vragen die de afscheidsfotografe zal stellen en de geijkte antwoorden die hij zal moeten geven, en ordent ze volgens de aloude journalistieke formule.
Wie? Ik. Wat? Kanker. Waar? Lever. Wanneer? Een maand, hooguit twee. Waarom? God mag het weten, als je in hem gelooft. Hoe? Een overdosis morfine, die palliatieve sedatie heet.

Zijn vrouw bekijkt hem kritisch. ‘Die broek past niet bij je overhemd,’ zegt ze.
‘Die broek,’ zegt hij, ‘komt helemaal niet op de foto. En al kwam hij dat wel, wat dan nog? Wat doet het ertoe? Waar hebben we het in godsnaam over?’
Hij hijgt van zijn uitval, zij zwijgt geschrokken.
‘Alles is ook zo raar,’ zegt ze na een tijdje.
De bel redt hen. Zijn vrouw gaat naar de voordeur en komt terug met Carla Nieuwkoop.

Carla Nieuwkoop is jong, dik en blond. Ze heeft een enorme bril op met zwarte randen en draagt het haar omhoog gestoken in een knot. Hij beseft dat hij zelfs in zijn huidige toestand nog had gehoopt op een sexy fotografe, zo’n vrouw waar je blik steeds naar toe wordt gezogen. Maar sexy is Carla niet.
Ze legt haar cameratas op tafel, komt voor hem staan en steekt haar hand uit.
‘Goedemorgen meneer,’ zegt ze. ‘Ik ben Carla Nieuwkoop. Ik kom een hele mooie foto van u maken.’
‘Een afscheidsfoto,’ zegt hij, terwijl hij haar hand schudt.
‘Ja, een afscheidsfoto,’ beaamt Carla.
‘Zeg maar je,’ zegt hij. ‘En ik heet Thomas.’
Tot zijn verbazing stelt ze hem niet de geijkte vragen, maar gaat ze meteen met haar camera aan de slag. Ze verwijdert doppen, legt lenzen op tafel, draait er een op het toestel, kijkt naar hem door de zoeker.
‘Wilt u koffie?’ vraagt zijn vrouw.
‘Graag,’ zegt Carla. ‘Zeg maar je hoor. En ik heet Carla.’
‘O ja,’ zegt zijn vrouw. Ze verdwijnt naar de keuken.

Carla houdt langdurig haar camera op hem gericht. Dan legt ze het toestel neer en kijkt hem recht in het gezicht. Ze heeft fanatieke blauwe ogen, en een strijdlustige rij witte tanden.
‘Ik ben een mensenmens,’ zegt ze. ‘Als ik een mens fotografeer, wil ik ook de mens zien achter de mens. Dat is mijn missie. Begrijp je?’
‘Ja natuurlijk,’ zegt hij.
Terwijl ze hem nog steeds strak aankijkt, komt ze dichterbij. De bruine vlekken van haar slobberige tijgervest zijn nu dicht bij zijn ogen gekomen. Ze gaat op haar knieën voor hem zitten, pakt zijn gerimpelde hand, die slap op de bank ligt, en houdt die stevig vast.
‘Ik zie het,’ zegt Carla, ‘jij bent een hele spannende man….geweest. En een mooie man. Maar het is voorbij. Laat het gaan! Laat het los! Dan wordt je foto ook veel beter!’

Hij slaat zijn ogen neer. Misschien rekt hij  zijn leven als hij nu zijn tanden zet in de dikke blonde nek van de afscheidsfotografe en het bloed uit haar lichaam zuigt. Veel mannen worden oud door als vampiers leven te halen uit jonge vrouwen. Maar voor hem is dat niet weggelegd.
Als hij opkijkt, staat zijn vrouw bij de tafel met drie kopjes op een dienblad. Ze heeft de Nou zeg!-uitdrukking op haar gezicht die hij kent van de keren dat hij te lang naar een vrouw in de sauna keek.
‘Laat het los!’ zegt Carla nog een keer.
Laat liever mijn hand los, denkt hij. Maar hij kan niet ontkennen dat hij nu meer leven in zich voelt dan alle afgelopen weken en maanden.

Zijn vrouw kucht. ‘Er is…koffie.’
Carla komt uit haar trance en laat Thomas’ hand vallen zoals een kind een stuk speelgoed.
‘Zullen we aan tafel gaan zitten?’ vraagt zijn vrouw. ‘Of liever hier, bij de bank?’
Het wordt de bank. Carla roert in haar koffie en kijkt naar de lege plek boven de schoorsteenmantel.
‘Daar komt dus je foto? Wat een ontzettend fijne plek.’
Zijn vrouw knikt gevleid. ‘Dat dacht ik ook,’ zegt ze.
‘Ik vind het fijn bij jullie,’ zegt Carla, ‘ik heb het gevoel dat ik jullie al jarenlang ken,
vooral Thomas. Daarom ga ik iets bijzonders doen! Ik maak behalve Thomas’ afscheidsfoto ook nog een foto met jullie tweeën. Dan kun jij (ze kijkt naar zijn vrouw) elke dag kiezen: ga ik vandaag alleen mijn man zien, of ons tweetjes?’
Wanneer Carla ziet dat zijn vrouw aarzelt, haast ze zich te zeggen: ‘Gratis! Behalve de lijst natuurlijk.’

Dan is het tijd voor de fotosessie.
Carla klikt meer dan honderd foto’s, vanuit alle hoeken van de kamer, eerst van hem alleen, dan van hen beiden. De meeste verwijdert ze direct na ze bekeken te hebben. Haar werkwijze doet Thomas denken aan de eindeloos typende aap, die volgens de kansberekening ooit een meesterwerk zal schrijven.
Tenslotte legt Carla hen een tiental foto’s voor: vijf van hem alleen, vijf van hen samen.
Van de foto’s waar hij alleen op staat, kiezen ze die waarop hij het minst lijkt op een geel geraamte. Van hen samen is er eén foto waarop ze allebei recht in de camera kijken en lachen. Maar de wanhoop straalt uit hun rimpels.

Carla bergt haar fotospullen in haar tas en legt uit dat haar foto’s een fijne, blijvende herinnering zullen vormen.
‘Ik zorg ervoor dat ik ze zo snel mogelijk klaar heb,’ zegt ze. ‘Dan heeft Thomas er ook nog plezier van!’
Hij steekt zijn hand uit als ze weggaat, maar zij kust hem op de wang, kijkt hem in de ogen en zegt:  ‘Je bent een mooi mens, Thomas. Ik ben blij dat ik jou gekend zal hebben.’ En dan tegen zijn vrouw: ‘Pas goed op jezelf!’ Ook zij krijgt een kus, en dan is Carla weg.

Zijn vrouw staat met de advertentie van Carla Nieuwkoop in haar handen.
‘Ik vind niet bepaald dat ze zich onzichtbaar maakt,’ zegt ze, ‘maar inlevingsvermogen heeft ze wel. Een beetje teveel zelfs.’
‘Hoezo?’ vraagt hij. Te laat beseft hij in welke val hij terechtkomt.
‘Ik heb het wel gezien,’ zegt zijn vrouw. ‘Ik ben niet achterlijk. Dat jullie elkaars handen vasthielden en elkaar in de ogen keken en ga zo maar door.’
‘Daar heb ik niet om gevraagd,’ verdedigt hij zich. Hij vraagt zich af of hij niet liever alvast dood zou zijn.
‘Wat is dat toch met jou en andere vrouwen?’ roept zijn vrouw. ‘Waarom ben je er altijd mee bezig? Waarom zit je altijd te flirten en te versieren?’ Er springen tranen in haar ogen. ‘Jij verandert nooit,’ pruilt ze.
‘Binnenkort verander ik,’ zegt hij. ‘Onherkenbaar.’
Zijn vrouw slaat haar hand voor haar mond, barst uit in een huilbui en laat zich naast hem neervallen op de bank.
Hij trekt haar naar zich toe en slaat een arm om haar heen. Voor twee heeft hij de kracht niet meer.
‘Sorry,’ zegt hij. ‘Sorry.’
Terwijl hij haar vasthoudt en haar haren kust, voelt hij weer leven in zich komen, ditmaal van binnen uit.
Als zijn vrouw gekalmeerd is, zitten ze zwijgend naast elkaar.
Ze kijken naar de plek boven de schoorsteenmantel, de lege plek die gevuld moet worden.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Home, Proza. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.