Nieuwe recensies

 

De valkunstenaar Coen Peppelenbos, De valkunstenaar, Groningen 2017 (Uitgeverij kleine Uil)

In het boek De valkunstenaar is alles variété.
Zo beleef je het als lezer. Je pendelt tussen de uitersten kunst en slapstick, hoge en lage cultuur. Je gniffelt, grijnst, glimlacht en buldert het uit.
Het hoofdpersonage Bas Jan bekwaamt zich als valkunstenaar nadat hij gemerkt heeft dat hij met kunstig vallen en opstaan zijn treiteraars op school de mond kan snoeren. ‘Hij zit zonder moe-der,’ had hij iets te vaak uit hun monden gehoord. Zijn moeder, assistente bij de goochelact van zijn vader, ‘De Grote Fratelli’, had al gauw het leven met haar man en de goochelkunst voor gezien gehouden en was haar eigen weg gegaan.
Variété zijn niet alleen het aanlopen tegen een glazen deur, een act die Bas Jan als eerste perfectioneert, zijn vallen over een drempel, gevolgd door een koprol, zijn tuimelen van de trap op zijn school met Willem Alexander en Maxima als verbijsterde toeschouwers of zijn salto vanaf het hellend dak van een verbouwde boerderij, maar ook het onvakkundig aan elkaar lassen van een dubbele tandem aan een bakje, waarop zijn dementerende vader en zijn hond Leo vervoerd kunnen worden (en waarvan de ondeugdelijkheid pijnlijk zal komen vast te staan), de sexscène met een Hindoestaanse man op een naaktstrand en zijn auditie voor toelating aan de Kunstacademie in Den Haag.
Bas Jan’s hang naar spektakel en de gespannen aandacht van een publiek komt van nabij, van zijn vader, De Grote Fratelli. Diens act bestond uit een aantal perfect uitgevoerde trucs die hij zelf bedacht had, aangevuld met een paar gekochte trucs en enkele klassiekers, zoals het konijn (in zijn geval een witte kip) uit de hoed. De act waarmee hij zich zou onderscheiden van het merendeel van zijn collega’s, de ‘zout-act’, was geïnspireerd op een onhandigheid van zijn vader (Bas Jan’s grootvader dus) die bij het losdraaien van het dopje van een zoutvaatje de volledige inhoud over de tafel verspreidde. De Grote Fratelli maakte daar een nummer van waarbij hij het zout schier eindeloos uit zijn hand liet stromen.
Met het inmiddels professioneel gerepareerde voertuig, bestaande uit dubbele tandem en aanhangwagentje, fietsen Bas Jan en zijn elfjarige zusje Sasja van hun dorp Oud-Heeten, gemeente Raalte (Overijssel), met vader en Leo in de bak naar Den Haag, de stad van hun vaders jeugd. Daar kunnen ze logeren bij Oom Vincent, de broer van hun vader, die een groot huis aan de Prins Mauritslaan (35) bewoont. Voor vader is dat een reis naar het begin en, als het aan hem zou liggen, naar het einde. ‘Je moet me helpen,’ had hij vele malen aan zijn zoon gevraagd, doelend op dat gewenste einde.
Het huis van Oom Vincent is ook weer variété. Om het huis geschikt te maken voor verkoop, heeft hij al wat traditioneel en klassiek was uit de kamers verwijderd. In de woonkamer staat nu een kingsize wit leren bank, de ramen zijn ’s avonds afgedekt door beige gordijnen die afhangen tot aan de vloer en op het parket ligt een bordeaurood tapijt. Het interieur contrasteert sterk met het ouderwetse pak van oom Vincent: een acteur uit de jaren zestig die speelt in het verkeerde filmdecor.
Hoe Bas Jan’s vader in een boot te water raakt, vergezeld van Sasja’s barbi’s (die door de handenarbeid van Sasja, waarmee ze de ogen van de poppen groter heeft gemaakt dan ze waren, ook alweer variété zijn) en hoe dat avontuur afloopt, bewaar ik voor de lezer. Poëtisch aansluitend op deze tocht is een herinnering van Bas Jan aan het laatste optreden van De Grote Fratelli. Wanneer de zout-act ten einde loopt, komen twee niet bij het nummer behorende komieken het toneel op. Beiden gekleed in een stofjas, beginnen ze het zout van de vloer op te vegen. De jonge Bas Jan ziet de paniek in zijn vaders ogen. Maar snel herstelt de goochelaar zich…klapt in zijn handen en laat een grote wolk zout over de hoofden van de komieken neerdalen.
De auditie voor de Academie bestaat uit een geblinddoekte kleine fietstocht door de stad, die uitkomt bij de school. Daar moet de valkunstenaar van de fiets de gracht in duiken. Op zijn rijwiel heeft Bas Jan een mobieltje bevestigd, dat in contact komt te staan met iemand van de toelatingscommissie. Die krijgt dan de opdracht de fietser de school binnen te loodsen. De act is opgezet als een videogame, maar dan in de werkelijkheid.
Bas Jan wordt aangenomen. Een van de beoordelaars karakteriseert zijn project als ‘de zwaarte van de verantwoordelijkheid’.
Of deze uitspraak van toepassing is op de act? In ieder geval wel op de diepere inhoud van het boek, op al wat onder het variété schuilgaat: de zorg voor de vader, de zorg voor het métier dat de vader uitoefende en de zoon praktiseert, de verantwoordelijkheid van Bas Jan en Sasja voor het welzijn van hun dementerende vader, het dilemma van het ‘helpen’ van de vader bij zijn verlangen naar het einde.
Met de mondhoeken gekruld las ik nogmaals de passage over het laatste optreden van De Grote Fratelli. Die glimlach leek mij geoorloofd.

(cg)
Paul Meeuws-De geluiden

Paul Meeuws, De geluiden, Amsterdam 2016 (Wereldbibliotheek)

Een gedichtenbundel doortrokken van muziek. Er komen ook andere vormen van geluid aan de orde, maar muziek, en de onmiskenbare liefde van de dichter ervoor, vormt de hoofdmoot. De bundel is opgedeeld in vijf series: De geluiden, Nocturnes, Lied, Werkplek en U.
Een paar voorbeelden uit de serie ‘De geluiden’. ‘Op zolder, bij het geruis van zo zacht mogelijk/afgestelde geluidsboxjes, klopt een beat in je ader,/haarfijn vertakt als in de nachtzenders.’
En de passage waarnaar de illustratie op de omslag [een

schilderij van Co Westerik] verwijst: ‘De mooiste muziek/wordt uit hoezen geschoven, tussen vingertoppen op een/draaitafel gelegd. ’t Gezin eromheen, bang voor een kras.’
Veel referenties aan klassieke muziek, helaas ben ik daar te weinig in onderlegd om de verwijzingen en beelden ten volle te kunnen savoureren. Soms is de liefde zo heftig dat Meeuws zijn vakmanschap verliest: ‘Er klinkt routinebarok. Strijkers likken je oor,/op zoek naar jouw snaar, gesprongen bedrading naar haar,/teruggekruld naar een wereld van voor de muziek.’
Nocturnes beschrijft de nachten van een echtpaar. Met het verstrijken der jaren blijkt in het duister dat de lust verdwenen is, de aandacht verschoven naar het uitgaansleven van een dochter. ‘Je draait je om maar voelt/de vreemde pasvorm van een onbeslapen bed.’
In de afdeling ‘Lied’ takelt een zangstem af. ‘Haar vibrato, aan beven tenslotte gelijk, dun/als het porselein van een theekopje maar even hard, desnoods/even scherp als een scherf van haar stukgeschoten servies…’
In ‘Werkplek’ wordt boerenland beschreven, nu eens in de herinnering van een jonge man, dan weer in het heden. Omdat nergens enige vorm van arbeid wordt beschreven, valt hier veel te gissen. ‘In dit uitzicht vergeet ik mijzelf/zoals het drinkende vee niets weet van Narcissus.’
De laatste serie, ‘U’, is duidelijk een eerbetoon aan een vader die kennelijk heel oud is, en wellicht dementerend. Hier reikt de dichter ons diverse parels toe. ‘In u stond Gods woord geprent/als een vloermat in een knie.’ Het is bijna gênant om de lezer erop te wijzen dat er niet alleen een vergelijking wordt gemaakt, maar dat er tegelijk een parallel loopt: een ware gelovige knielt voor zijn opperwezen.
‘God is allang in u gevaren, heeft u gekraakt/als een uitgewoond pand, ramen en deuren opengezet,/alle spinsels geruimd.’ De gebruikelijke hoofdpersoon van ‘in iemand varen’ is de duivel, met meestal liederlijke effecten. ‘Allang’ impliceert dat God is gekomen ver vóór het tijdstip waarop hij werd verwacht, het overlijden. ‘Heeft u gekraakt’: er is weinig over van de oorspronkelijke persoon, en inderdaad, die wordt vergeleken met een uitgewoond pand. ‘alle spinsels geruimd’: de dementie heeft weinig overgelaten van de gedachtenwereld die er ooit is geweest.
Poëzie om van te genieten.

(Felix Monter)

 

Antoinette-SistoAntoinette Sisto, Hoe een zee een woord werd, Oosterbeek 2017 (Kontrast)

Deze dichtbundel is opgedeeld in zes hoofdstukken.
Het eerste deel, ‘Retro’, bevat jeugdherinneringen, gelardeerd met de melancholie van het ouder worden. In het gedicht waaraan het hoofdstuk zijn naam ontleent wordt gebak gegeten: ‘Maar onze rondingen van vandaag/zeggen stop waar vroeger/plaats was/voor een ongestraft bis’. Kinderspel, beschreven door een strammer wordende volwassene die beseft dat zeeën van tijd sneller verdampen dan haar lief is: ‘hoe wij sprongen/met lenige benen/verdiept in de zomer van ons hinkelspel./We schoven de tijd voor ons uit’.
Het hoofdstuk ‘Tussen de wijzers’ gaat over ouder worden, verval en afscheid. Vader takelt af, nichten zien elkaar na lange tijd terug op uitvaarten. ‘Er waren heren in hoge spreekkamers/geweest en foto’s die er niet om logen’. ‘Langzaam maar zeker bekroop mij een ander/naar wie jij niet terugverlangen kon’.
In ‘Het zoete nietsdoen’ staat het bereiden en savoureren van verfijnde gerechten centraal. ‘Neem een bovengemiddeld slimme man/kies een bekoorlijke vrouw/geef de vrouw dat beetje koketterie/dat ruim door de beugel kan…’ ‘blijf dan star als een hagedis/bedenk wat je met die zee van minuten/ogenblikken, blauwe golfslagen/allemaal nog meer niet hoeft te doen’.
Een afdeling met dezelfde naam als de bundel, ‘Hoe een zee een woord werd’, beschrijft een ontluikende liefde, hartstocht, en het aftasten en ontdekken van elkaar. ‘In mijn vuist omklemde ik zacht/de eerste kus/die jij me gaf voor mijn verjaardag.’ Wanneer Sisto een lichamelijke versmelting beschrijft, blijft ze op gepaste afstand van de echt groten: ‘omgekeerd vielen onze lijven/langdurig/die andere hemel in.’ De grote liefde komt tot een tragisch einde, de partners worden onbereikbaar voor elkaar: ‘Balkons van de toekomst zag ik nergens/ik vond geen kaart of naam/geen helder boograam met nieuw uitzicht/of kijk op een ander leven.’ ‘Overal en nergens zocht ik je/in stegen waar ik niet geweest ben/geen foto van jou nam’.
In de serie ‘Foto van een piloot’ slaat het noodlot toe. Levens lopen uit de rails, komen tot een abrupt einde, er zijn ernstige ongevallen, natuurrampen. ‘voor het defecte stoplicht/wacht de halte van de eenentwintigste eeuw/de plek waar een tram knarsend stopt/net voorbij de laatste bocht’.
In ‘Speelduur 05.12’ wordt een apparaat voor geluidsopnames bediend, met start- en stopknoppen. Diverse scènes uit een bewogen leven worden vastgelegd: ‘een kreet van vroege diagnose/toen iemand het huis verliet/de stilte afsloeg’ stil gezet, opnieuw waargenomen: ‘Met één klik valt het heden/in een zaal vol ogen voor ons stil’.
Een bundel met inhoudelijke diepgang en technisch niveau. Plezierig om te lezen.

(Felix Monter)

 

WAAR IS DE VLO?

20170828-001-1

20170828-002-1

Een snoepje van een boekje

Van Hans Muiderman (teksen)
Erik Cox (vormgeving):

De ROETEKAVLOEMSAMIEP
(uitgegeven door x-editions.com te Den Haag)

(cg)

Reacties zijn gesloten.