Romantiek, door Christian Oerlemans

Vandaag regent het. We verblijven in een hotel dat in toeristische brochures ongetwijfeld als romantisch en sfeervol zal worden betiteld. Het ligt tegen een steile rots gevleid en is deels de rots zelf. Alles berekend op Zuid-Franse zomers. Maar het is bijkans oktober. De ingang van dit, overigens zeer uitgebreide, middeleeuwse pand bevindt zich naast de kerk in de Rue des Baumes. Een fraaie plaquette aan de grijsgeel gestucte muur vermeldt dat ‘baume’ hier zoveel betekent als grot. Natte grot vaak. Dit gebied in de Occitane rond de stad Sommières kenmerkt zich door bronnen en daaruit voortspruitende riviertjes die zich een weg zoeken langs gesteenten en soms door de gesteenten heen tot in de woningen. Men was – en is – er blij mee. Geen mooier en gezonder water dan uit deze bronnen, waarvan men er volgens de plaquette minstens vijftig beschikbaar heeft. Op het miniscule stadspleintje dat het centrum is van de middeleeuwse stad, spuwt een nieuw en weinig elegant stenen monumentje voortdurend een straal in een ogenschijnlijk middeleeuws stenen vont, als om te tonen dat water hier gratis in voldoende hoeveelheid voorradig is. Helaas zo meldt mij de plaquette is er bij de aanleg van de spoortunnel een groot aantal bronnen verloren gegaan, zodat men genoodzaakt is tevens water te consumeren uit de rivier. Dit water smaakt minder goed. Men behoeft geen watermanagement te studeren om de oorzaak hiervan te zien. Waarom ben ik een week in Sommières, of all places, zult u vragen. Een gezonde wandelaar, zelfs van mijn leeftijd, heeft dit middeleeuwse stadje in drie kwartier bekeken. Straatjes van anderhalve meter breed, de meeste volledig verlaten (ook door zonlicht). De belangrijkste iets bredere straten, een stuk of drie, zijn bezoomd met snuisterijenwinkeltjes, bric à brac verkopers, damesmodezaakjes en vooral eet- en drinkgelegenheden zoals creperieën, saladeriën, sandwicheriën en ijssalons. Alles voor de toerist. De vaak toch wel hoge panden met drie of vier etages leunen naar elkaar over en de grijsblauwe luiken zijn overal gesloten. Sja waarom ik hier ben? Omdat mijn geliefde hier schildert. Dit stadje is schilderachtig, dat wil zeggen, het oude centrum dat in aanzien de afgelopen eeuwen nauwelijks is veranderd, tenzij men de bestrating in aanmerking neemt. De originele Romeinse steentjes-bestrating met de goot in het midden is efficiënt vervangen door beton, eveneens met de goot in het midden.
Sommières bereikt men over een lange smalle brug over de rivier Vidourle – vanzelfsprekend Pont Romain geheten – waar het drukke verkeer met behulp van stoplichten over de smalle rijstrook wordt geleid. Recht naar de stadspoort met een monumentale klok erboven, die onverwacht de juiste tijd aanwijst. De poort is vanzelfsprekend niet toegankelijk voor het verkeer dat – toutes directions – moet afbuigen langs de rivier. Op weg naar ons hotel hebben wij dit een aantal keren gedaan, steeds weer eindigend op een benauwd pleintje aan de voet van een steil oplopend straatje. We konden ons niet voorstellen dat een hotel bereikbaar zou zijn via zo’n pad, oorspronkelijk waarschijnlijk bedoeld voor muilezels. Een keer durfde Willemine – zij reed gelukkig – het pad halverwege te beklimmen omdat hier een parkeergarage wenkte. Er kwam een auto naar buiten. Het was niet eenvoudig om met onze veel te vol geladen auto te retireren. Een gedienstige Fransman schoot te hulp. Ja wij moesten echt omhoog naar het hotel. En nee, wij mochten niet parkeren in de parkeergarage, die was uitsluitend bedoeld voor cliënten van de Apotheek. Lopend ging hij ons voor en inderdaad bleek halverwege de klimmende weg een poort die toegang gaf tot het hotel. De parkeerplaats was reeds volledig bezet met vier auto’s, maar gelukkig konden wij – dat wil zeggen ik – de auto nog kwijt in een hoekje langs een vervallen muur uit de Romeinse tijd.
Even over de Apotheek. In zuidelijke landen tonen deze middenstanders altijd een oase aan welvaart. In Portugal, waar wij min of meer wonen, verbaas ik mij steeds weer over de schitterende ruimtelijkheid van deze winkels voor zieke mensen, maar deze Franse Apotheek spant toch wel de kroon wat betreft apotheekbeleving. Afgezien van de moderne luxe parkeergarage van waaruit men per lift de winkel bereikt, is er ook een groot leeg parkeerterrein met meerdere plekken voor invaliden. Die dan trouwens wel handige autobestuurders moeten zijn om de parkeerplek via de steile ezelsweg te bereiken. De winkel zelf heeft het formaat van een middelgrote Hema. Er staat zelfs een compleet ziekbed uitgestald met erachter een etagère met een collectie schoenen die bedoeld zijn voor moeilijke voeten. Die de mensen hier ongetwijfeld hebben of krijgen, met al die trappen en klimmende weggetjes.
Het steile straatje waaraan ons hotel ligt – een verzameling huizen en huisjes met tuintjes en paadjes en een soort eigen dorpspleintje – loopt dood bij het kasteel dat ruïneus uittorent boven het stadje. Het heeft diverse stadia van manhaftig gebruik gekend, al sinds de twaalfde eeuw en op de toren wappert de Franse vlag. Het is te bezichtigen van 1 juni tot 8 september. Op het kasteelplein, belegd met wit zand, kan men de auto draaien na bestijging van ons doodlopende straatje.
Het doel van onze aanwezigheid hier is, zoals gememoreerd, schilderen. Mijn geliefde Willemine trekt jaarlijks een week naar een schilderachtig oord, ergens in Europa, met een voornamelijk uit Engelsen bestaande groep professionals. Er wordt schildertaal gesproken, in het Engels. ’s Ochtends na het ontbijt dat wordt opgediend in een romantische zaal waar het altijd donker is, waaiert de groep van veertien schilders uit over het stadje. Bereidwillig vergezel ik Willemine en draag haar houten schilderskist de berg op. Want zij schildert de kathedraal beneden. Misschien goed dat zij het bouwwerk vastlegt, want het is al drie keer ingestort vanwege onvaste grond onder de zuilen. Door die onderaardse riviertjes natuurlijk. De laatste bouw, semi gotisch, stamt uit het eind van de negentiende eeuw. Maar duizend jaar geleden hebben de rijke landeigenaren, lakenhandelaren en glazeniers van Sommières hier voor het eerst een kerk laten neerzetten, zonder locatiekennis en – helaas – zonder dat God hen waarschuwde. Onvaste grond! Zonde van al het geld dat de hardwerkende burgerij ongetwijfeld bijeen heeft moeten brengen door het brood uit de mond te sparen.
Enfin, zo ervaar ik als eenzame schrijver de romantiek van het beeldend kunstenaarschap. En het valt mij op dat schilders en groupe aanzienlijk extraverter gedrag vertonen dan schrijvers. En over schrijvers gesproken; de mij niet bekende schrijver Lawrence Durrel heeft hier een groot deel van zijn leven gewoond en geschreven. Over kunstenaars las ik: “cést dans l’exercise de son art que l’artiste trouve un heureux compromis avec tout ce qui l’a blessé ou vaincu dans la vie quotidienne”. Een gelukkig compromis tussen verdriet en geluk in het dagelijks leven, mooie tekst, las ik op een winkelruit. Bewoners van Sommières zijn trots op het bezit van deze Lawrence als cultureel erfgoed.
Zoals gezegd, vandaag regent het, er wordt binnen geschilderd. Ik had twee onderbroeken gewassen en buiten gehangen om te drogen. Willemine komt terug uit de donkere ingewanden van ons 17e eeuwse hotel en wordt vrolijk van Hugo Boss in de regen aan de waslijn. Zij brengt mij een glas wijn – dit is Frankrijk – en wijst mij op mijn gebrek aan huishoudkunde. Zij is vrolijk zoals altijd. Ik heb er moeite mee. Alles wat op mooie dagen romantisch is, zoals oude stenen en brokkelige muren, toont bij regen tamelijk troosteloos.
Misschien geldt dit ook voor oude brokkelige mensen.

Dit bericht is geplaatst in Column Oerlemans, Home en getagd, , . Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.