Goethe moet je wezen, door Boudewijn van Houten

Vandaag de nieuwe Extaze uit de bus gehaald. Hij/zij ziet er weer prachtig uit.
Zelden ben ik zo bezig geweest met boeken als de laatste weken, want ik ga weer verhuizen – moet verhuizen vanwege geldgebrek. Het betekent dat ik mijn boeken weer moet inpakken.
Voor verhuizen ben ik eigenlijk te oud. Dat heb ik bij de volgende verhuizingen al vastgesteld. Ik bezweek er bijna aan. Het zal deze keer niet beter zijn en zo wordt het sowieso de laatste verhuizing.
Omdat ik steeds kleiner ging wonen, moest ik mijn boekenbezit steeds verder inkrimpen. Zakken vol boeken gingen naar De Slegte, keer op keer. En nu opnieuw. Het doet pijn, maar het lucht ook op. Je komt tot de kern.
Mijn boekenbezit groeide indertijd erg aan doordat ik recensent was. Dan kun je veel aanvragen bij de uitgevers. Ik moet wel zeggen dat het bijna nooit de boeken waren die echt belangrijk voor me waren – die moest ik gewoonweg kopen, in de eerste plaats omdat het doorgaans buitenlandse boeken waren en in de tweede plaats omdat het vaak antiquarische boeken waren. Het merendeel van de aangevraagde boeken verkocht ik trouwens meteen al na de recensie geschreven te hebben. Je gaat toch geen Vantoortelboom bewaren?
Maar er is nog iets. Ik heb de afgelopen vijfentwintig jaar niet in armoede geleefd. Voor mijn kleine behoeften had ik genoeg geld. Maar dat was niet veel geld – en dan beperk je je tot kleine inkopen. Een huis kopen, een paar maanden in Patagonië gaan wonen – daar komt het dan niet van. Je koopt alleen goede whisky en… boeken. Uit Aken of Lille kwam ik steeds met een massa boeken terug. En hoewel mijn muren nog niet verzakten als bij Martin Ros, dreigde het wel te gebeuren. Een deel van mijn boeken bracht ik bij vriendin A onder, een ander deel bij vriendin B. Het werd dus tijd er het mes in te zetten.
En nog steeds heb ik veel boeken. ‘Doe ze toch weg,’ zegt vriendin A. Nu zou ik kinderen wel wegdoen, maar boeken toch niet? Dus gaan ze in zakken en dozen, terwijl ik ze tevoren kritisch bekijk of ze nog ‘van nut’ zijn.
‘Maar lees je al die boeken nog,’ zegt vriendin A. ‘Ik zie je maar zelden met zo’n boek van vroeger in de hand.’ In de eerste plaats kijkt ze dus niet goed, maar het zit ook anders in elkaar. Natuurlijk worden al die boeken niet geregeld opengeslagen, maar het is een luxe dat wel te kunnen doen – want dat je tegenwoordig ‘alles op internet vindt’ is onzin. Ik vind er tenminste niet alles wat voor mij iets betekent. En zelfs het ruggetje van een dierbaar boek windt me op. Het is de enige seks die me nog blijft.
Ik ga bij vriendin A wonen en ze zal na mijn dood de boeken alsnog wegdoen. Dan lopen de mensen op de rommelmarkt van Gent of Brussel eroverheen. Niet echt een prettig vooruitzicht. Ik ben jaloers op Goethe, wiens boeken nu nog steeds keurig op hun plaats staan in zijn huis in Weimar. Goethe moet je wezen: respect tot eeuwen na je dood. Dan ben je inderdaad onsterfelijk.

Dit bericht is geplaatst in Columns en getagd, . Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.