Verloren rijkdom, door Michiel Hanon

Koos:
Dank voor je e-mail. Op de een of andere manier heb ik in mijn hoofd dat wij onlangs met elkaar gemaild hebben, hoewel ik daar geen bewijzen van zie in mijn mailbox. Ik dacht zelfs dat we een afspraak hebben gemaakt, hoewel ik die niet in mijn agenda zie, ook geen gemiste. Zou ik het hebben gedroomd?

José:
Dat klinkt spannend. Leuk idee voor een thriller of roman. Het meest voor de hand liggend lijkt me inderdaad dat je hierover hebt gedroomd. Wie weet deed ik hetzelfde op hetzelfde moment, maar weet ik me dat, zoals meestal, niet meer te herinneren. Bij mij komt er een enkele keer “in real live” ineens iets op, waarvan ik me dan herinner dat ik erover heb gedroomd. Maar dan weet ik wel zeker dat het een droom is geweest. Nee, we hadden nog geen contact na de vakantie. Heb je de komende tijd nog mogelijkheden of wil je er “een nachtje over slapen”, dan kun je DroomKoos consulteren?

Koos:
Ha, ha. Ik vertrouw toch maar liever op mijn “real live me” als sturingsmechanisme. Ik mail je nog over een datum.  Over vakantie gesproken, ik zag eens op tv het programma: “Achter de voordeur”. Het ging over een man die een hersenbloeding heeft gehad, en zich gebeurtenissen van nadien nog maar ongeveer drie dagen kan herinneren. Ik vraag me af: heeft het voor hem nog wel zin om met vakantie te gaan? Hij kan zich wat hij heeft gezien en beleefd later toch niet meer herinneren….

José:
Boeiende gedachte. De persoon die het betreft komt zo wel mooi af van vervelende herinneringen en eventuele psychotrauma’s. Jij vraagt je daarbij dus af: wat is belangrijker, het korte moment van beleven of het je (nog lang nadien) kunnen herinneren van de belevenis?

Koos:
Ja. Je zou zeggen het eerste. Maar negeren wij dan niet teveel het belang van het herinneren in het leven? Bepalen herinneringen niet mede wie wij nu zijn, hoe wij vandaag de dag in het leven staan? Kijk maar naar de man over wie ik het in mijn vorige e-mail had. Dat brengt me op de volgende vraag: wat is waar? Stel je hebt naar je gevoel al het moois in het leven gezien en meegemaakt. Later hoef je dan niet meer zo nodig gelijke of vergelijkbare dingen te doen. Is dat omdat je al in het bezit bent van mooie herinneringen, of is het meer zo dat je voorziet dat deze belevingen niet meer kunnen worden overtroffen? Wat denk jij?

José:
De waarde van (fijne) herinneringen moet je niet overdrijven. Zijn ze eigenlijk wel meer dan een souvenir, een bewijs dat je je leven goed hebt besteed? Richt je op het heden en de toekomst, zou ik zeggen. Stel je je dit soort vragen ook als je terugdenkt aan ons, toen we nog samen waren? Op deze wijze kunnen herinneringen je ervan weerhouden een nieuwe relatie aan te gaan.

Koos:
Ik denk dat het wel moeilijker wordt. Wat ik nog wilde zeggen: soms heb ik een verlangen naar iets dat ik eerder heb meegemaakt, zonder dat het op dat moment – ik weet dit niet zeker, maar het moest haast wel – door mij zo geweldig werd gevonden. Ik herinner me bijvoorbeeld – om maar bij onze relatie te blijven – dat wij op vakantie in een zuidelijk land bij een restaurantje buiten hebben gedineerd. Ik denk dan: heerlijke vakantie, mooi weer, lekker eten, wij samen. Maar was het daar allemaal wel zo fantastisch? Genoot ik  wel zoveel van het moment als nu van de herinnering? Is die herinnering niet mooier geworden, omdat ik daar nu niet meer kom, of omdat ik toen jonger was? Wat was er toen eigenlijk “on my mind”? Niets ten nadele van onze relatie, hoor!

José:
Dat verlangen ken ik wel. Vergeet ook niet de verlammende hitte, de vermoeiende tochten langs verdorde streken en stoffige dorpen, de praktische beslommeringen, de onvermijdelijke kleine irritaties. Bij dat etentje dat jij waarschijnlijk voor ogen hebt, zijn wij bij de nota nog afgezet, weet je nog? Het was niet altijd zo romantisch. Je geeft het zelf al aan: herinneringen kunnen vervagen, veranderen of zelfs geheel of gedeeltelijk verdwijnen. Anyway: de tijd gaat verder. Wat toen was, komt nooit terug.

Koos:
Je hebt gelijk. En laten we goed voor ogen houden: het beeld van toen is voor ons altijd nog helderder en accurater dan voor de man in het tv programma: “Achter de voordeur”. Hij leest iedere dag een lijstje dingen met feiten: wie ben ik, in wat voor fysieke en sociale omstandigheden leef ik (mijn rol als echtgenoot, als vader, etc.). Als het echtpaar bij anderen op bezoek gaat, moet zijn vrouw hem steeds vooraf weer bijpraten (wie zijn die mensen, in welke relatie staan we tot elkaar, etc.). Hij herinnert zich zijn broer nog zoals deze tien jaar jonger was, met een bos haar op het hoofd. Steeds als hij zijn broer nu ziet, verbaast hij zich opnieuw over zijn kale kop. En dat verschil wordt alleen maar groter naarmate de tijd verstrijkt. Deze broer zegt dat hij steeds meer “van hem af gaat”. En het is triest dat de broers geen gemeenschappelijke herinneringen meer kunnen opbouwen.

José:
Dat was een bijzonder programma. Helaas heb ik het gemist.

Koos:
Wij zien elkaar nu soms weer. Gewoon gezellig. Dat is goed. Ik weet niet meer alles van je, zoals vroeger (althans, dat dacht ik toen te weten), maar we groeien toch nog een beetje samen verder. Als we elkaar nooit meer zouden zien, zou ik zo’n beeld van jou hebben als de man in dat tv-programma van zijn broer: een jonge, spontane, energieke vrouw, die nog een heel leven voor zich heeft. Een vrouw om verliefd op te worden. Nee, dan maar liever de vrouw zoals zij nu is: voorzichtig, met rimpels en grijze haren, en soms een bezorgde blik in de ogen.

José:
Ik kan bijna niet meer bedenken, hoe het was, wij samen. Gek, hè. Het is alweer zo lang geleden. We verdroegen toen veel van elkaar. Hoe deden we dat? Waren we zo gewend geraakt aan het samen zijn? Dat samen zijn leek zo vanzelfsprekend. Zoveel, dat we onze relatie in de loop van de tijd moeten hebben verwaarloosd. Als we het over mochten doen, zouden we het dan anders doen? Zeg niet te snel: ja. Herinneringen veranderen meer dan wijzelf.

Koos:
Zo zal het wel zijn, hoewel ik denk: ik zou meer mijn best doen je niet te verliezen. Ik wil nog even terugkomen op wat we eerder schreven over dromen. Ik mailde je dat ik me soms per toeval een stuk droom herinner. Ik doe ook vaak mijn best er na het ontwaken nog iets van terug te halen. Het is alsof je een grote muur aan het bestuderen bent, en ergens een klein gaatje ontdekt. Als je door dat gaatje gluurt, zie je een deel van een geheime tuin. Dat is je droom. Ik moet bekennen dat ik jou op meerdere momenten in die tuin ben tegengekomen. Wij beleefden verschillende dingen, maar nooit wat wij eerder “in real live” samen deden. En het was altijd de José van toen, niet die van vandaag. Nu ik het toch over deze andere wereld heb, soms denk ik wel eens: na dit leven kom je in een toestand waarin je weet dat je hebt geleefd. Alleen weet je niet meer hoe, waar, etc., zoals het wakker worden en weten dat je hebt gedroomd, maar je kunt je de details niet meer herinneren. Wat denk je, als dat zo is, en we gaan op zoek naar gaatjes in de muur, zullen wij elkaar dan weer tegenkomen?

José:
Vast wel. Maar je gedachten zijn nogal speculatief. Laten we maar even stoppen met het ordenen van onze verloren rijkdom. Ik moet weer aan het werk. Ik spreek je binnenkort.

Dit bericht is geplaatst in Columns en getagd. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.